Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. zwijgend:
  2. zwijgen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für zwijgend (Niederländisch) ins Spanisch

zwijgend:


Übersetzung Matrix für zwijgend:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
perplejo onthutsing; versteldheid
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
boquiabierto overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
en silencio stil; stilzwijgend; zwijgend geluidloos; stil; zonder geluid
perplejo overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend beduusd; beteuterd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; overdonderd; paf; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verstomd; verstomd zijn; verwonderd
poco hablador gesloten; stil; taciturn; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam
quieto gesloten; stil; taciturn; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam bedaard; gedeisd; gelijkmoedig; geluidloos; geruisloos; gerust; immobiel; in 't geniep; kalm; kalmpjes; onbeweeglijk; onbewogen; ongemerkt; ongezien; rustig; sereen; stil; stilletjes; vredig; vreedzaam; zachtjes
silencioso gesloten; stil; taciturn; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam bedaard; gedeisd; geluidloos; heimelijk; in 't geniep; kalm; klankloos; onopgemerkt; rustig; rustigjes; stil; stilletjes; zonder geluid
tácito stil; stilzwijgend; zwijgend

zwijgen:

zwijgen Verb (zwijg, zwijgt, zweeg, zwegen, gezwegen)

  1. zwijgen (z'n mond houden; mondhouden; stil zijn; niets zeggen)

Konjugationen für zwijgen:

o.t.t.
  1. zwijg
  2. zwijgt
  3. zwijgt
  4. zwijgen
  5. zwijgen
  6. zwijgen
o.v.t.
  1. zweeg
  2. zweeg
  3. zweeg
  4. zwegen
  5. zwegen
  6. zwegen
v.t.t.
  1. heb gezwegen
  2. hebt gezwegen
  3. heeft gezwegen
  4. hebben gezwegen
  5. hebben gezwegen
  6. hebben gezwegen
v.v.t.
  1. had gezwegen
  2. had gezwegen
  3. had gezwegen
  4. hadden gezwegen
  5. hadden gezwegen
  6. hadden gezwegen
o.t.t.t.
  1. zal zwijgen
  2. zult zwijgen
  3. zal zwijgen
  4. zullen zwijgen
  5. zullen zwijgen
  6. zullen zwijgen
o.v.t.t.
  1. zou zwijgen
  2. zou zwijgen
  3. zou zwijgen
  4. zouden zwijgen
  5. zouden zwijgen
  6. zouden zwijgen
diversen
  1. zwijg!
  2. zwijgt!
  3. gezwegen
  4. zwijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zwijgen [znw.] Nomen

  1. zwijgen (stilzwijgen)
    el silencio

Übersetzung Matrix für zwijgen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
silencio stilzwijgen; zwijgen discretie; geheimhouding; kalmte; kiesheid; rustteken; stilheid; stilte; stilzwijgendheid; zwijgzaamheid
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
callar la boca mondhouden; niets zeggen; stil zijn; z'n mond houden; zwijgen
callarse mondhouden; niets zeggen; stil zijn; z'n mond houden; zwijgen
decir nada mondhouden; niets zeggen; stil zijn; z'n mond houden; zwijgen
estar callado mondhouden; niets zeggen; stil zijn; z'n mond houden; zwijgen

Antonyme für "zwijgen":


Verwandte Definitionen für "zwijgen":

  1. je stem niet laten horen, niets zeggen1
    • ik praatte de hele tijd, maar Anja zweeg1

Wiktionary Übersetzungen für zwijgen:

zwijgen
verb
  1. ervan afzien te spreken

Cross Translation:
FromToVia
zwijgen callarse; cerrar la boca shut up — intransitive: to stop talking or making noise
zwijgen callar; guardar schweigen — (intransitiv) still sein oder nicht reden