Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. florerend:
  2. floreren:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für florerend (Niederländisch) ins Französisch

florerend:

florerend Adjektiv

  1. florerend (welvarend; welgesteld)

Übersetzung Matrix für florerend:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abondant florerend; welgesteld; welvarend gefortuneerd; overvloedig; rijk; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig; vermogend; welig
aisé florerend; welgesteld; welvarend blakend van gezondheid; brutaal; eenvoudig; fit; gegoed; gemakkelijk; gezond; in een handomdraai; in goeden doen; licht; makkelijk; moeiteloos; niet beschroomd; niet moeilijk; nuttig; onbedeesd; onbeschroomd; practisch; simpel; stoutmoedig; vanzelf; vrijmoedig; vrijpostig; welgesteld; zonder moeite; zonder ziekte
bien portant florerend; welgesteld; welvarend blakend van gezondheid; fit; gezond; zonder ziekte
en bonne condition florerend; welgesteld; welvarend blakend; blakend van gezondheid; fit; getraind; gezond; zonder ziekte
en bonne santé florerend; welgesteld; welvarend blakend; blakend van gezondheid; fit; getraind; gezond; zonder ziekte
en forme florerend; welgesteld; welvarend blakend; blakend van gezondheid; fit; getraind; gezond; zonder ziekte
florissant florerend; welgesteld; welvarend blakend; blakend van gezondheid; bloeiend; fit; fleurig; florissant; gefortuneerd; gelukkig; getraind; gezond; hooggekleurd; rijk; vermogend; voorspoedig; voorspoedig verlopend; zonder ziekte
fortuné florerend; welgesteld; welvarend blakend van gezondheid; fit; gefortuneerd; gegoed; gezond; in goeden doen; rijk; vermogend; welgesteld; zonder ziekte
nanti florerend; welgesteld; welvarend blakend van gezondheid; fit; gezond; zonder ziekte
prospère florerend; welgesteld; welvarend blakend van gezondheid; fit; fleurig; florissant; gefortuneerd; gelukkig; gezond; heilzaam; rijk; triomfantelijk; vermogend; voorspoedig; voorspoedig verlopend; zegenrijk; zonder ziekte

florerend form of floreren:

floreren Verb (floreer, floreert, floreerde, floreerden, gefloreerd)

  1. floreren (bloeien; goed lopen)
    prospérer; réussir; aller bien
    • prospérer Verb (prospère, prospères, prospérons, prospérez, )
    • réussir Verb (réussis, réussit, réussissons, réussissez, )
    • aller bien Verb

Konjugationen für floreren:

o.t.t.
  1. floreer
  2. floreert
  3. floreert
  4. floreren
  5. floreren
  6. floreren
o.v.t.
  1. floreerde
  2. floreerde
  3. floreerde
  4. floreerden
  5. floreerden
  6. floreerden
v.t.t.
  1. heb gefloreerd
  2. hebt gefloreerd
  3. heeft gefloreerd
  4. hebben gefloreerd
  5. hebben gefloreerd
  6. hebben gefloreerd
v.v.t.
  1. had gefloreerd
  2. had gefloreerd
  3. had gefloreerd
  4. hadden gefloreerd
  5. hadden gefloreerd
  6. hadden gefloreerd
o.t.t.t.
  1. zal floreren
  2. zult floreren
  3. zal floreren
  4. zullen floreren
  5. zullen floreren
  6. zullen floreren
o.v.t.t.
  1. zou floreren
  2. zou floreren
  3. zou floreren
  4. zouden floreren
  5. zouden floreren
  6. zouden floreren
diversen
  1. floreer!
  2. floreert!
  3. gefloreerd
  4. florerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für floreren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aller bien bloeien; floreren; goed lopen bloeien; flatteren; gemakkelijk gaan; goed gaan; goed staan; het goed maken; tot hoogconjunctuur komen; vlotten
prospérer bloeien; floreren; goed lopen bloeien; gedijen; goed gaan; het goed maken; tieren; tot hoogconjunctuur komen; wassen
réussir bloeien; floreren; goed lopen aflopen; bedingen; bewerkstelligen; bloeien; fiksen; fixen; flikken; goed gaan; het goed maken; klaarspelen; lappen; slagen; slagen voor; succes hebben; tot hoogconjunctuur komen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voor elkaar krijgen; voorbijgaan

Wiktionary Übersetzungen für floreren:

floreren
Cross Translation:
FromToVia
floreren prospérer boom — to be prosperous
floreren fleurir flourish — to thrive or grow well
floreren fleurir flourish — to be in a period of greatest influence
floreren fleurir flourish — to prosper or fare well