Niederländisch

Detailübersetzungen für gewaagd (Niederländisch) ins Französisch

gewaagd:

gewaagd Adjektiv

  1. gewaagd (gedurfd; pikant)
    audacieux; téméraire; risqué; hardi; osé
  2. gewaagd (gevaarlijk; hachelijk)

Übersetzung Matrix für gewaagd:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
téméraire waaghals
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
audacieux gedurfd; gewaagd; pikant brutaal; doldriest; driest; halsbrekend; koen; kranig; lichtzinnig; manmoedig; niet beschroomd; onbedeesd; onbeducht; onberaden; onbeschroomd; onbesuisd; onbevreesd; ondoordacht; onnadenkend; onverschrokken; onvervaard; overmoedig; roekeloos; stoutmoedig; vermetel; vrijmoedig; vrijpostig; waaghalzig
hardi gedurfd; gewaagd; pikant beslist; brutaal; dapper; doldriest; doortastend; ferm; halsbrekend; heldhaftig; heroïsch; kloek; koen; kordaat; krachtdadig; krachtig; kranig; lichtzinnig; manhaftig; manmoedig; moedig; niet beschroomd; onbeducht; onbeschroomd; onbevangen; onbevreesd; onverschrokken; onvervaard; overmoedig; roekeloos; stout; stoutmoedig; vermetel; vrijmoedig; vrijpostig; waaghalzig
hasardeux gevaarlijk; gewaagd; hachelijk avontuurlijk; bedreigend; delicaat; gevaarlijk; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair; risicovol; riskant
incertain gevaarlijk; gewaagd; hachelijk aarzelend; besluiteloos; delicaat; discutabel; hachelijk; halfslachtig; inconsistent; kritiek; lastig; los; netelig; niet zeker; ongewis; onstandvastig; onvast; penibel; precair; rank; schoorvoetend; twijfelachtig; twijfelmoedig; variabel; variërend; veranderlijk; wankel; wankelbaar; wankelend; wankelmoedig; weifelachtig; weifelend
osé gedurfd; gewaagd; pikant doldriest; lichtzinnig; overmoedig; roekeloos; smeuig; vermetel; waaghalzig
précaire gevaarlijk; gewaagd; hachelijk delicaat; dreigend; eng; hachelijk; kritiek; lastig; los; netelig; onvast; penibel; precair; rank; wankel; wankelbaar; wankelend
précairement gevaarlijk; gewaagd; hachelijk delicaat; dreigend; eng; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair
périlleux gevaarlijk; gewaagd; hachelijk bedreigend; delicaat; gevaarlijk; hachelijk; halsbrekend; kritiek; lastig; levensgevaarlijk; netelig; penibel; precair; risicovol; riskant
risqué gedurfd; gewaagd; pikant doldriest; gevaarlijk; hachelijk; lichtzinnig; overmoedig; risicovol; riskant; roekeloos; smeuig; vermetel; waaghalzig
téméraire gedurfd; gewaagd; pikant baldadig; brutaal; dapper; doldriest; halsbrekend; heldhaftig; heroïsch; kloek; lichtzinnig; moedig; niet beschroomd; onberaden; onbeschroomd; onbesuisd; ondoordacht; onnadenkend; onversaagd; onverschrokken; overmoedig; roekeloos; stout; stoutmoedig; vermetel; vrijmoedig; vrijpostig; waaghalzig; zonder vrees

Verwandte Wörter für "gewaagd":

  • gewaagdheid, gewaagder, gewaagdere, gewaagdst, gewaagdste

Wiktionary Übersetzungen für gewaagd:

gewaagd
Cross Translation:
FromToVia
gewaagd hasardeux adventurous — full of hazard
gewaagd risqué risky — dangerous, involving risks

gewaagd form of wagen:

wagen Verb (waag, waagt, waagde, waagden, gewaagd)

  1. wagen (durven; riskeren; avonturen)
    oser; risquer; hasarder; aventurer
    • oser Verb (ose, oses, osons, osez, )
    • risquer Verb (risque, risques, risquons, risquez, )
    • hasarder Verb (hasarde, hasardes, hasardons, hasardez, )
    • aventurer Verb (aventure, aventures, aventurons, aventurez, )

Konjugationen für wagen:

o.t.t.
  1. waag
  2. waagt
  3. waagt
  4. wagen
  5. wagen
  6. wagen
o.v.t.
  1. waagde
  2. waagde
  3. waagde
  4. waagden
  5. waagden
  6. waagden
v.t.t.
  1. heb gewaagd
  2. hebt gewaagd
  3. heeft gewaagd
  4. hebben gewaagd
  5. hebben gewaagd
  6. hebben gewaagd
v.v.t.
  1. had gewaagd
  2. had gewaagd
  3. had gewaagd
  4. hadden gewaagd
  5. hadden gewaagd
  6. hadden gewaagd
o.t.t.t.
  1. zal wagen
  2. zult wagen
  3. zal wagen
  4. zullen wagen
  5. zullen wagen
  6. zullen wagen
o.v.t.t.
  1. zou wagen
  2. zou wagen
  3. zou wagen
  4. zouden wagen
  5. zouden wagen
  6. zouden wagen
diversen
  1. waag!
  2. waagt!
  3. gewaagd
  4. wagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

wagen [de ~ (m)] Nomen

  1. de wagen (auto; vehikel; kar)
    la voiture; le véhicule; l'automobile; la bagnole
  2. de wagen (paardenwagen)
    le chariot; la voiture; la bagnole; le véhicule; l'auto
  3. de wagen (durven)
    le courage; l'audace
  4. de wagen (vehikel; voertuig; rijtuig; kar)
    le véhicule; la voiture; le chariot; la charrette; la voiturette

Übersetzung Matrix für wagen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
audace durven; wagen aanmatiging; brutaliteit; driestheid; durf; gewaagdheid; impertinentie; inbeelding; indiscretie; kloekheid; koenheid; laatdunkendheid; lef; moed; onbeschaamdheid; onbeschoftheid; onbeschroomdheid; onbesuisdheid; onkiesheid; onverschrokkenheid; onwelgevoegelijkheid; overmoed; roekeloosheid; schaamteloosheid; stoutmoedigheid; vermetelheid; verwaandheid; vrijpostigheid; waaghalzerij; zelfverheffing
auto paardenwagen; wagen
automobile auto; kar; vehikel; wagen auto-industrie; automobiel
bagnole auto; kar; paardenwagen; vehikel; wagen karretje; lorrie; rammelbak; rolwagentje; wagentje
chariot kar; paardenwagen; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen karretje; lorrie; rolwagentje; wagentje
charrette kar; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen handkar; kar; karretje; lorrie; rolwagentje; vrachtkar; wagentje
courage durven; wagen dapperheid; driestheid; durf; gewaagdheid; heldenmoed; heldhaftigheid; kloekheid; koenheid; kranigheid; lef; moed; onversaagdheid; onverschrokkenheid; stoutmoedigheid; vermetelheid
voiture auto; kar; paardenwagen; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen handkar; kar; koets; personenauto; rijtuig; spoorwagon; wagon
voiturette kar; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen karretje; lorrie; rolwagentje; wagentje
véhicule auto; kar; paardenwagen; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen voertuig
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aventurer avonturen; durven; riskeren; wagen avonturieren
hasarder avonturen; durven; riskeren; wagen avonturieren
oser avonturen; durven; riskeren; wagen aandurven; avonturieren
risquer avonturen; durven; riskeren; wagen avonturieren
- durven

Verwandte Wörter für "wagen":


Synonyms for "wagen":


Antonyme für "wagen":


Verwandte Definitionen für "wagen":

  1. je niet door angst of onzekerheid laten tegenhouden1
    • hij waagde het toch naar huis te rijden met die gladheid1
  2. vervoermiddel dat bestaat uit een kar of bak met vier wielen1
    • de baby ligt in de kinderwagen1

Wiktionary Übersetzungen für wagen:

wagen
noun
  1. een auto
verb
  1. een poging ondernemen
wagen
verb
  1. hasarder, mettre à l’aventure.
  2. Être assez téméraire, assez hardi pour
  3. risquer, exposer à la fortune, exposer au péril.
  4. Avoir la hardiesse, l’audace de dire, de faire quelque chose.
  5. hasarder, exposer à un danger possible, à une chance douteux.
noun
  1. France|fr (familier, fr) voiture, automobile.
  2. chariot élevé.
  3. À classer.
  4. voiture à deux roues, avec deux ridelles et deux limons.
  5. Caisse sur roues
  6. Automobile

Cross Translation:
FromToVia
wagen voiture; char; automobile; auto car — automobile, a vehicle steered by a driver
wagen oser dare — to have courage
wagen affronter dare — to brave or face up to
wagen charrette wagon — cart

Computerübersetzung von Drittern: