Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
juste
|
|
eerlijke; rechtschapene; rechtvaardige
|
petit
|
|
baby; dreumes; hondje; hummel; jong; jonge kat; katje; kind; kind dat aan de borst is; klein kind; klein meisje; kleine jongen; kleintje; kleuter; peuter; poesje; uk; welp; wichtje; worm; wurm; zuigeling
|
Adjective | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
-
|
exact; precies; smal
|
|
Not Specified | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
-
|
net
|
|
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
avec peu d'espace
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw
|
|
juste
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; strak
|
aannemelijk; beslist; braaf; chagrijnig; correct; daarnet; degelijk; eerlijk; fair; feitelijk; geconcentreerd; gefundeerd; gegrond; geheid; geldig; gewis; goed; grondig; heus; ingespannen; integer; juist; kloppend; knorrig; korzelig; krek; logisch; net; nog maar; nors; nurks; onbesproken; onkreukbaar; op goede gronden steunend; pas; precies; rakelings; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; reëel; solide; steekhoudend; stellig; ternauwernood; uitgerekend; valabel; valide; van sterk gehalte; vast; vast en zeker; verdiept; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker; zojuist; zonet; zorgvuldig
|
limité
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
aan een kant beschrijfbaar; afgegrensd; begrensd; beperkt; eenzijdig; geborneerd; gelimiteerd; ingeperkt
|
petit
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
bekrompen; benepen; klein; kleingeestig; kleinzielig; ondermaats; petieterig; van geringe afmeting
|
petitement
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
bekrompen; benepen; bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; dunnetjes; kleingeestig; kleinzielig; kneuterig; magertjes; petieterig; schraal; schraaltjes; sobertjes
|
pressant
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
broodnodig; dringend; hoognodig; klemmend; lastig; met een groot gewicht; met spoed; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; spoedeisend; urgent; zwaar
|
raide
|
nauw; nauwsluitend; strak
|
afgemeten; beschonken; bezopen; chagrijnig; dronken; harkerig; houterig; knorrig; korzelig; krukkig; ladderzat; nors; nurks; onbeholpen; onbuigzaam; onhandig; onverzettelijk; opgemeten; platzak; schutterig; slungelig; star; stijf; stijfjes; stijfkoppig; stijve; strak; stram; stroef; stug; stumperig; stuntelig; sukkelig; taai; verstard; zat
|
restreint
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
aan een kant beschrijfbaar; begrensd; beperkt; dichtbij; eenzijdig; geborneerd; gelimiteerd; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij
|
serré
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; smal; smalletjes; strak; van geringe breedte
|
beklemd; bekneld; bekrompen; benepen; chagrijnig; dringend; geklemd; kleingeestig; kleinzielig; klemgereden; klemgezet; klemmend; knorrig; korzelig; met spoed; nors; nurks; onbuigzaam; onverzettelijk; spoedeisend; stijfkoppig; stug; taai; urgent
|
tout juste
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw
|
amper; bijna geen; haast geen; nauwelijks; net; nog maar pas; op het nippertje; rakelings; ternauwernood
|
ténu
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
|
étouffant
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
adembenemend; bedompt; benauwd; broeierig; drukkend; muf; verstikkend; zwoel
|
étouffé
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
afgedempt; gedempt
|
étroit
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; smal; smalletjes; strak; van geringe breedte
|
bekrompen; kleinburgerlijk
|
étroitement
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; smal; smalletjes; strak; van geringe breedte
|
|