Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. nauwheid:
  2. nauw:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für nauwheid (Niederländisch) ins Französisch

nauwheid:

nauwheid [znw.] Nomen

  1. nauwheid (smalheid)
    l'étroitesse

Übersetzung Matrix für nauwheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
étroitesse nauwheid; smalheid engdenkendheid; engheid; engte; kleinheid; smalheid; smalte

Verwandte Wörter für "nauwheid":


nauw:

nauw Adjektiv

  1. nauw (nauwsluitend; strak)
    serré; juste; étroit; étroitement; raide
  2. nauw (van geringe breedte; eng; smalletjes; smal)
    étroit; serré; petit; restreint; étouffé; ténu; étroitement; limité; étouffant; pressant; petitement
  3. nauw (met weinig ruimte; eng; krap)

Übersetzung Matrix für nauw:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
juste eerlijke; rechtschapene; rechtvaardige
petit baby; dreumes; hondje; hummel; jong; jonge kat; katje; kind; kind dat aan de borst is; klein kind; klein meisje; kleine jongen; kleintje; kleuter; peuter; poesje; uk; welp; wichtje; worm; wurm; zuigeling
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- exact; precies; smal
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- net
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avec peu d'espace eng; krap; met weinig ruimte; nauw
juste eng; krap; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; strak aannemelijk; beslist; braaf; chagrijnig; correct; daarnet; degelijk; eerlijk; fair; feitelijk; geconcentreerd; gefundeerd; gegrond; geheid; geldig; gewis; goed; grondig; heus; ingespannen; integer; juist; kloppend; knorrig; korzelig; krek; logisch; net; nog maar; nors; nurks; onbesproken; onkreukbaar; op goede gronden steunend; pas; precies; rakelings; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; reëel; solide; steekhoudend; stellig; ternauwernood; uitgerekend; valabel; valide; van sterk gehalte; vast; vast en zeker; verdiept; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker; zojuist; zonet; zorgvuldig
limité eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte aan een kant beschrijfbaar; afgegrensd; begrensd; beperkt; eenzijdig; geborneerd; gelimiteerd; ingeperkt
petit eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte bekrompen; benepen; klein; kleingeestig; kleinzielig; ondermaats; petieterig; van geringe afmeting
petitement eng; krap; met weinig ruimte; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte bekrompen; benepen; bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; dunnetjes; kleingeestig; kleinzielig; kneuterig; magertjes; petieterig; schraal; schraaltjes; sobertjes
pressant eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte broodnodig; dringend; hoognodig; klemmend; lastig; met een groot gewicht; met spoed; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; spoedeisend; urgent; zwaar
raide nauw; nauwsluitend; strak afgemeten; beschonken; bezopen; chagrijnig; dronken; harkerig; houterig; knorrig; korzelig; krukkig; ladderzat; nors; nurks; onbeholpen; onbuigzaam; onhandig; onverzettelijk; opgemeten; platzak; schutterig; slungelig; star; stijf; stijfjes; stijfkoppig; stijve; strak; stram; stroef; stug; stumperig; stuntelig; sukkelig; taai; verstard; zat
restreint eng; krap; met weinig ruimte; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte aan een kant beschrijfbaar; begrensd; beperkt; dichtbij; eenzijdig; geborneerd; gelimiteerd; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij
serré eng; krap; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; smal; smalletjes; strak; van geringe breedte beklemd; bekneld; bekrompen; benepen; chagrijnig; dringend; geklemd; kleingeestig; kleinzielig; klemgereden; klemgezet; klemmend; knorrig; korzelig; met spoed; nors; nurks; onbuigzaam; onverzettelijk; spoedeisend; stijfkoppig; stug; taai; urgent
tout juste eng; krap; met weinig ruimte; nauw amper; bijna geen; haast geen; nauwelijks; net; nog maar pas; op het nippertje; rakelings; ternauwernood
ténu eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
étouffant eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte adembenemend; bedompt; benauwd; broeierig; drukkend; muf; verstikkend; zwoel
étouffé eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte afgedempt; gedempt
étroit eng; krap; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; smal; smalletjes; strak; van geringe breedte bekrompen; kleinburgerlijk
étroitement eng; krap; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; smal; smalletjes; strak; van geringe breedte

Verwandte Wörter für "nauw":

  • nauwheid, nauwer, nauwere, nauwst, nauwste, nauwe

Synonyms for "nauw":


Antonyme für "nauw":


Verwandte Definitionen für "nauw":

  1. zonder afwijkingen naar boven of beneden1
    • hij neemt het niet zo nauw1
  2. dicht bij elkaar1
    • tussen mij en mijn broer bestaat een nauwe band1
  3. met weinig ruimte van zijkant naar zijkant1
    • broeken met nauwe pijpen zijn in de mode1

Wiktionary Übersetzungen für nauw:

nauw
adjective
  1. een geringe breedte hebbend
nauw
noun
  1. toponymie|fr passage naturel par lequel deux mers communiquer.
adjective
  1. Qui n’a pas l’ampleur suffisante.
  2. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
nauw étroite; étroit narrow — having a small width
nauw détroit strait — narrow channel of water
nauw étroite; étroit eng — schmal, nahe anliegend; von relativ geringer Ausdehnung