Niederländisch
Detailübersetzungen für te gronde gaan (Niederländisch) ins Französisch
te gronde gaan:
te gronde gaan Verb (ga te gronde, gaat te gronde, gat te gronde, ging te gronde, gingen te gronde, te gronde gegaan)
-
te gronde gaan (in elkaar storten; bezwijken; ondergaan)
craquer; s'écrouler-
craquer Verb (craque, craques, craquons, craquez, craquent, craquais, craquait, craquions, craquiez, craquaient, craquai, craquas, craqua, craquâmes, craquâtes, craquèrent, craquerai, craqueras, craquera, craquerons, craquerez, craqueront)
-
s'écrouler Verb
-
-
te gronde gaan (ondergaan; ten ondergaan)
sombrer; être tué; périr; mourir-
sombrer Verb (sombre, sombres, sombrons, sombrez, sombrent, sombrais, sombrait, sombrions, sombriez, sombraient, sombrai, sombras, sombra, sombrâmes, sombrâtes, sombrèrent, sombrerai, sombreras, sombrera, sombrerons, sombrerez, sombreront)
-
être tué Verb
-
périr Verb (péris, périt, périssons, périssez, périssent, périssais, périssait, périssions, périssiez, périssaient, pérîmes, pérîtes, périrent, périrai, périras, périra, périrons, périrez, périront)
-
mourir Verb (meurs, meurt, mourons, mourez, meurent, mourais, mourait, mourions, mouriez, mouraient, mourus, mourut, mourûmes, mourûtes, moururent, mourrai, mourras, mourra, mourrons, mourrez, mourront)
-
Konjugationen für te gronde gaan:
o.t.t.
- ga te gronde
- gaat te gronde
- gat te gronde
- gaan te gronde
- gaan te gronde
- gaan te gronde
o.v.t.
- ging te gronde
- ging te gronde
- ging te gronde
- gingen te gronde
- gingen te gronde
- gingen te gronde
v.t.t.
- ben te gronde gegaan
- bent te gronde gegaan
- is te gronde gegaan
- zijn te gronde gegaan
- zijn te gronde gegaan
- zijn te gronde gegaan
v.v.t.
- was te gronde gegaan
- was te gronde gegaan
- was te gronde gegaan
- waren te gronde gegaan
- waren te gronde gegaan
- waren te gronde gegaan
o.t.t.t.
- zal te gronde gaan
- zult te gronde gaan
- zal te gronde gaan
- zullen te gronde gaan
- zullen te gronde gaan
- zullen te gronde gaan
o.v.t.t.
- zou te gronde gaan
- zou te gronde gaan
- zou te gronde gaan
- zouden te gronde gaan
- zouden te gronde gaan
- zouden te gronde gaan
diversen
- ga te gronde!
- gat te gronde!
- te gronde gegaan
- te gronde gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze