Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. aanvechten:


Niederländisch

Detailed Synonyms for aanvechten in Niederländisch

aanvechten:

aanvechten Verb (vecht aan, vocht aan, vochten aan, aangevochten)

  1. aanvechten
    betwisten; aanvechten; bestrijden
    • betwisten Verb (betwist, betwistte, betwistten, betwist)
    • aanvechten Verb (vecht aan, vocht aan, vochten aan, aangevochten)
    • bestrijden Verb (bestrijd, bestrijdt, bestreed, bestreden, bestreden)

Konjugationen für aanvechten:

o.t.t.
  1. vecht aan
  2. vecht aan
  3. vecht aan
  4. vechten aan
  5. vechten aan
  6. vechten aan
o.v.t.
  1. vocht aan
  2. vocht aan
  3. vocht aan
  4. vochten aan
  5. vochten aan
  6. vochten aan
v.t.t.
  1. heb aangevochten
  2. hebt aangevochten
  3. heeft aangevochten
  4. hebben aangevochten
  5. hebben aangevochten
  6. hebben aangevochten
v.v.t.
  1. had aangevochten
  2. had aangevochten
  3. had aangevochten
  4. hadden aangevochten
  5. hadden aangevochten
  6. hadden aangevochten
o.t.t.t.
  1. zal aanvechten
  2. zult aanvechten
  3. zal aanvechten
  4. zullen aanvechten
  5. zullen aanvechten
  6. zullen aanvechten
o.v.t.t.
  1. zou aanvechten
  2. zou aanvechten
  3. zou aanvechten
  4. zouden aanvechten
  5. zouden aanvechten
  6. zouden aanvechten
diversen
  1. vecht aan!
  2. vecht aan!
  3. aangevochten
  4. aanvechtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze