Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. autoriteit:


Niederländisch

Detailed Synonyms for autoriteit in Niederländisch

autoriteit:

autoriteit [de ~ (v)] Nomen

  1. de autoriteit
    de autoriteit; de instantie; het gezagsorgaan
  2. de autoriteit
    de heerschappij; de autoriteit; het gezag; de macht
  3. de autoriteit
    – wie ergens veel van af weet 1
    de deskundige; de specialist; de autoriteit
    – wie ergens veel van af weet 1
    • deskundige [de ~] Nomen
      • hij is deskundig op het gebied van computers1
    • specialist [de ~ (m)] Nomen
      • deze specialist weet alles van hart en bloedvaten1
    • autoriteit [de ~ (v)] Nomen
      • Peter Post is een autoriteit op het gebied van wielrennen1
  4. de autoriteit
    – wie iets te zeggen heeft over andere mensen 1
    het gezag; de autoriteit
    – wie iets te zeggen heeft over andere mensen 1
    • gezag [het ~] Nomen
      • hij heeft gezag, want iedereen luistert naar hem1
    • autoriteit [de ~ (v)] Nomen
      • de plaatselijke autoriteiten bepalen dat de winkels langer open blijven1

Verwandte Wörter für "autoriteit":


Alternate Synonyms for "autoriteit":


Verwandte Definitionen für "autoriteit":

  1. wie ergens veel van af weet1
    • Peter Post is een autoriteit op het gebied van wielrennen1
  2. wie iets te zeggen heeft over andere mensen1
    • de plaatselijke autoriteiten bepalen dat de winkels langer open blijven1