Niederländisch
Detailed Synonyms for gemaakt in Niederländisch
gemaakt:
-
gemaakt
-
gemaakt
-
gemaakt
gedwongen; gemaakt; onnatuurlijk; geforceerd; gemaakte gevoelens-
gedwongen Adjektiv
-
gemaakt Adjektiv
-
onnatuurlijk Adjektiv
-
geforceerd Adjektiv
-
gemaakte gevoelens Adjektiv
-
-
gemaakt
geaffecteerd; gemaakt; onnatuurlijk; gezocht; gewrongen; gekunsteld-
geaffecteerd Adjektiv
-
gemaakt Adjektiv
-
onnatuurlijk Adjektiv
-
gezocht Adjektiv
-
gewrongen Adjektiv
-
gekunsteld Adjektiv
-
-
gemaakt
Verwandte Wörter für "gemaakt":
gemaakt form of maken:
-
maken
maken; scheppen; in het leven roepen-
in het leven roepen Verb (roep in het leven, roept in het leven, riep in het leven, riepen in het leven, in het leven geroepen)
-
maken
-
maken
-
maken
-
maken
-
maken
– het in elkaar zetten, laten ontstaan 1 -
maken
– weer in orde brengen, zorgen dat het heel wordt 1 -
maken
– zorgen dat iemand iets wordt 1
Konjugationen für maken:
o.t.t.
- maak
- maakt
- maakt
- maken
- maken
- maken
o.v.t.
- maakte
- maakte
- maakte
- maakten
- maakten
- maakten
v.t.t.
- heb gemaakt
- hebt gemaakt
- heeft gemaakt
- hebben gemaakt
- hebben gemaakt
- hebben gemaakt
v.v.t.
- had gemaakt
- had gemaakt
- had gemaakt
- hadden gemaakt
- hadden gemaakt
- hadden gemaakt
o.t.t.t.
- zal maken
- zult maken
- zal maken
- zullen maken
- zullen maken
- zullen maken
o.v.t.t.
- zou maken
- zou maken
- zou maken
- zouden maken
- zouden maken
- zouden maken
en verder
- ben gemaakt
- bent gemaakt
- is gemaakt
- zijn gemaakt
- zijn gemaakt
- zijn gemaakt
diversen
- maak!
- maakt!
- gemaakt
- makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
maken
-
maken
-
maken