Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. globaliseren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for globaliseren in Niederländisch

globaliseren:

globaliseren Verb (globaliseer, globaliseert, globaliseerde, globaliseerden, geglobaliseerd)

  1. globaliseren
    generaliseren; globaliseren; veralgemenen; veralgemeniseren
    • generaliseren Verb (generaliseer, generaliseert, generaliseerde, generaliseerden, gegeneraliseerd)
    • globaliseren Verb (globaliseer, globaliseert, globaliseerde, globaliseerden, geglobaliseerd)
    • veralgemenen Verb (veralgemeen, veralgemeent, veralgemeende, veralgemeenden, veralgemeend)
    • veralgemeniseren Verb (veralgemeniseer, veralgemeniseert, veralgemeniseerde, veralgemeniseerden, veralgemeniseerd)

Konjugationen für globaliseren:

o.t.t.
  1. globaliseer
  2. globaliseert
  3. globaliseert
  4. globaliseren
  5. globaliseren
  6. globaliseren
o.v.t.
  1. globaliseerde
  2. globaliseerde
  3. globaliseerde
  4. globaliseerden
  5. globaliseerden
  6. globaliseerden
v.t.t.
  1. heb geglobaliseerd
  2. hebt geglobaliseerd
  3. heeft geglobaliseerd
  4. hebben geglobaliseerd
  5. hebben geglobaliseerd
  6. hebben geglobaliseerd
v.v.t.
  1. had geglobaliseerd
  2. had geglobaliseerd
  3. had geglobaliseerd
  4. hadden geglobaliseerd
  5. hadden geglobaliseerd
  6. hadden geglobaliseerd
o.t.t.t.
  1. zal globaliseren
  2. zult globaliseren
  3. zal globaliseren
  4. zullen globaliseren
  5. zullen globaliseren
  6. zullen globaliseren
o.v.t.t.
  1. zou globaliseren
  2. zou globaliseren
  3. zou globaliseren
  4. zouden globaliseren
  5. zouden globaliseren
  6. zouden globaliseren
en verder
  1. ben geglobaliseerd
  2. bent geglobaliseerd
  3. is geglobaliseerd
  4. zijn geglobaliseerd
  5. zijn geglobaliseerd
  6. zijn geglobaliseerd
diversen
  1. globaliseer!
  2. globaliseert!
  3. geglobaliseerd
  4. globaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze