Übersicht


Niederländisch

Detailed Synonyms for grauw in Niederländisch

grauw:

grauw Adjektiv

  1. grauw
    grauw; vaal
  2. grauw
    triest; mistroostig; somber; grauw; vreugdeloos; troosteloos

grauw [de ~ (m)] Nomen

  1. de grauw
    het plebs; het gepeupel; het rapaille; de grauw
  2. de grauw
    de snauw; de grauw; de grom

Verwandte Wörter für "grauw":


grauwen:

grauwen Verb (grauw, grauwt, grauwde, grauwden, gegrauwd)

  1. grauwen
    snauwen; grauwen
    • snauwen Verb (snauw, snauwt, snauwde, snauwden, gesnauwd)
    • grauwen Verb (grauw, grauwt, grauwde, grauwden, gegrauwd)

Konjugationen für grauwen:

o.t.t.
  1. grauw
  2. grauwt
  3. grauwt
  4. grauwen
  5. grauwen
  6. grauwen
o.v.t.
  1. grauwde
  2. grauwde
  3. grauwde
  4. grauwden
  5. grauwden
  6. grauwden
v.t.t.
  1. heb gegrauwd
  2. hebt gegrauwd
  3. heeft gegrauwd
  4. hebben gegrauwd
  5. hebben gegrauwd
  6. hebben gegrauwd
v.v.t.
  1. had gegrauwd
  2. had gegrauwd
  3. had gegrauwd
  4. hadden gegrauwd
  5. hadden gegrauwd
  6. hadden gegrauwd
o.t.t.t.
  1. zal grauwen
  2. zult grauwen
  3. zal grauwen
  4. zullen grauwen
  5. zullen grauwen
  6. zullen grauwen
o.v.t.t.
  1. zou grauwen
  2. zou grauwen
  3. zou grauwen
  4. zouden grauwen
  5. zouden grauwen
  6. zouden grauwen
diversen
  1. grauw!
  2. grauwt!
  3. gegrauwd
  4. grauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "grauwen":