Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. intoneren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for intoneren in Niederländisch

intoneren:

intoneren Verb (intoneer, intoneert, intoneerde, intoneerden, geïntoneerd)

  1. intoneren
    intoneren
    • intoneren Verb (intoneer, intoneert, intoneerde, intoneerden, geïntoneerd)

Konjugationen für intoneren:

o.t.t.
  1. intoneer
  2. intoneert
  3. intoneert
  4. intoneren
  5. intoneren
  6. intoneren
o.v.t.
  1. intoneerde
  2. intoneerde
  3. intoneerde
  4. intoneerden
  5. intoneerden
  6. intoneerden
v.t.t.
  1. heb geïntoneerd
  2. hebt geïntoneerd
  3. heeft geïntoneerd
  4. hebben geïntoneerd
  5. hebben geïntoneerd
  6. hebben geïntoneerd
v.v.t.
  1. had geïntoneerd
  2. had geïntoneerd
  3. had geïntoneerd
  4. hadden geïntoneerd
  5. hadden geïntoneerd
  6. hadden geïntoneerd
o.t.t.t.
  1. zal intoneren
  2. zult intoneren
  3. zal intoneren
  4. zullen intoneren
  5. zullen intoneren
  6. zullen intoneren
o.v.t.t.
  1. zou intoneren
  2. zou intoneren
  3. zou intoneren
  4. zouden intoneren
  5. zouden intoneren
  6. zouden intoneren
en verder
  1. is geïntoneerd
diversen
  1. intoneer!
  2. intoneert!
  3. geïntoneerd
  4. intonerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze