Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. kankeren:
  2. kanker:


Niederländisch

Detailed Synonyms for kankeren in Niederländisch

kankeren:

kankeren Verb (kanker, kankert, kankerde, kankerden, gekankerd)

  1. kankeren
    kankeren; klagen; mopperen; over iets mopperen; brommen; pruttelen; morren
    • kankeren Verb (kanker, kankert, kankerde, kankerden, gekankerd)
    • klagen Verb (klaag, klaagt, klaagde, klaagden, geklaagd)
    • mopperen Verb (mopper, moppert, mopperde, mopperden, gemopperd)
    • brommen Verb (brom, bromt, bromde, bromden, gebromd)
    • pruttelen Verb (pruttel, pruttelt, pruttelde, pruttelden, geprutteld)
    • morren Verb (mor, mort, morde, morden, gemord)
  2. kankeren
    kankeren; zeuren
    • kankeren Verb (kanker, kankert, kankerde, kankerden, gekankerd)
    • zeuren Verb (zeur, zeurt, zeurde, zeurden, gezeurd)

Konjugationen für kankeren:

o.t.t.
  1. kanker
  2. kankert
  3. kankert
  4. kankeren
  5. kankeren
  6. kankeren
o.v.t.
  1. kankerde
  2. kankerde
  3. kankerde
  4. kankerden
  5. kankerden
  6. kankerden
v.t.t.
  1. heb gekankerd
  2. hebt gekankerd
  3. heeft gekankerd
  4. hebben gekankerd
  5. hebben gekankerd
  6. hebben gekankerd
v.v.t.
  1. had gekankerd
  2. had gekankerd
  3. had gekankerd
  4. hadden gekankerd
  5. hadden gekankerd
  6. hadden gekankerd
o.t.t.t.
  1. zal kankeren
  2. zult kankeren
  3. zal kankeren
  4. zullen kankeren
  5. zullen kankeren
  6. zullen kankeren
o.v.t.t.
  1. zou kankeren
  2. zou kankeren
  3. zou kankeren
  4. zouden kankeren
  5. zouden kankeren
  6. zouden kankeren
diversen
  1. kanker!
  2. kankert!
  3. gekankerd
  4. kankerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "kankeren":


kankeren form of kanker:

kanker [de ~ (m)] Nomen

  1. de kanker
    de kanker

Verwandte Wörter für "kanker":