Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Niederländisch ->übersetze kluister

Synonyms for "kluister" in Niederländisch

Übersicht

Niederländisch Synonyms: mehr Daten

kluister:
- keten; aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; ketting; boei; kluister
kluisteren:
- boeien; ketenen; binden; kluisteren

Niederländisch

Detailed Synonyms for kluister in Niederländisch

kluister:

kluister [de ~] Nomen

de kluister
de keten; aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; de ketting; de boei; de kluister
- keten [de ~] Nomen, Plural
- aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden [znw.] Nomen
- ketting [de ~] Nomen
- boei [de ~] Nomen
- kluister [de ~] Nomen

Verwandte Wörter für "kluister":

kluisteren, kluisters

kluisteren:

kluisteren Verb (kluister, kluistert, kluisterde, kluisterden, gekluisterd)

kluisteren
boeien; ketenen; binden; kluisteren
- boeien Verb (boei, boeit, boeide, boeiden, geboeid)
- ketenen Verb (keten, ketent, ketende, ketenden, geketend)
- binden Verb (bind, bindt, bond, bonden, gebonden)
- kluisteren Verb (kluister, kluistert, kluisterde, kluisterden, gekluisterd)

Konjugationen für kluisteren:

o.t.t.

kluister
kluistert
kluistert
kluisteren
kluisteren
kluisteren

o.v.t.

kluisterde
kluisterde
kluisterde
kluisterden
kluisterden
kluisterden

v.t.t.

heb gekluisterd
hebt gekluisterd
heeft gekluisterd
hebben gekluisterd
hebben gekluisterd
hebben gekluisterd

v.v.t.

had gekluisterd
had gekluisterd
had gekluisterd
hadden gekluisterd
hadden gekluisterd
hadden gekluisterd

o.t.t.t.

zal kluisteren
zult kluisteren
zal kluisteren
zullen kluisteren
zullen kluisteren
zullen kluisteren

o.v.t.t.

zou kluisteren
zou kluisteren
zou kluisteren
zouden kluisteren
zouden kluisteren
zouden kluisteren

en verder

ben gekluisterd
bent gekluisterd
is gekluisterd
zijn gekluisterd
zijn gekluisterd
zijn gekluisterd

diversen

kluister!
kluistert!
gekluisterd
kluisterend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "kluisteren":

kluister