Niederländisch
Detailed Synonyms for lonend in Niederländisch
lonend:
-
lonend
lucratief; winstgevend; lonend; rendabel; vruchtbaar; produktief; voordelig; profijtelijk-
lucratief Adjektiv
-
winstgevend Adjektiv
-
lonend Adjektiv
-
rendabel Adjektiv
-
vruchtbaar Adjektiv
-
produktief Adjektiv
-
voordelig Adjektiv
-
profijtelijk Adjektiv
-
-
lonend
lonen:
-
lonen
Konjugationen für lonen:
o.t.t.
- loon
- loont
- loont
- lonen
- lonen
- lonen
o.v.t.
- loonde
- loonde
- loonde
- loonden
- loonden
- loonden
v.t.t.
- heb geloond
- hebt geloond
- heeft geloond
- hebben geloond
- hebben geloond
- hebben geloond
v.v.t.
- had geloond
- had geloond
- had geloond
- hadden geloond
- hadden geloond
- hadden geloond
o.t.t.t.
- zal lonen
- zult lonen
- zal lonen
- zullen lonen
- zullen lonen
- zullen lonen
o.v.t.t.
- zou lonen
- zou lonen
- zou lonen
- zouden lonen
- zouden lonen
- zouden lonen
diversen
- loon!
- loont!
- geloond
- lonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze