Niederländisch
Detailed Synonyms for marchanderen in Niederländisch
marchanderen:
-
marchanderen
Konjugationen für marchanderen:
o.t.t.
- marchandeer
- marchandeert
- marchandeert
- marchanderen
- marchanderen
- marchanderen
o.v.t.
- marchandeerde
- marchandeerde
- marchandeerde
- marchandeerden
- marchandeerden
- marchandeerden
v.t.t.
- heb gemarchandeerd
- hebt gemarchandeerd
- heeft gemarchandeerd
- hebben gemarchandeerd
- hebben gemarchandeerd
- hebben gemarchandeerd
v.v.t.
- had gemarchandeerd
- had gemarchandeerd
- had gemarchandeerd
- hadden gemarchandeerd
- hadden gemarchandeerd
- hadden gemarchandeerd
o.t.t.t.
- zal marchanderen
- zult marchanderen
- zal marchanderen
- zullen marchanderen
- zullen marchanderen
- zullen marchanderen
o.v.t.t.
- zou marchanderen
- zou marchanderen
- zou marchanderen
- zouden marchanderen
- zouden marchanderen
- zouden marchanderen
diversen
- marchandeer!
- marchandeert!
- gemarchandeerd
- marchanderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze