Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. ontnuchteren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for ontnuchteren in Niederländisch

ontnuchteren:

ontnuchteren Verb (ontnuchter, ontnuchtert, ontnuchterde, ontnuchterden, ontnuchterd)

  1. ontnuchteren
    ontnuchteren; nuchter worden
    • ontnuchteren Verb (ontnuchter, ontnuchtert, ontnuchterde, ontnuchterden, ontnuchterd)
    • nuchter worden Verb (word nuchter, wordt nuchter, werd nuchter, werden nuchter, nuchter geworden)

Konjugationen für ontnuchteren:

o.t.t.
  1. ontnuchter
  2. ontnuchtert
  3. ontnuchtert
  4. ontnuchteren
  5. ontnuchteren
  6. ontnuchteren
o.v.t.
  1. ontnuchterde
  2. ontnuchterde
  3. ontnuchterde
  4. ontnuchterden
  5. ontnuchterden
  6. ontnuchterden
v.t.t.
  1. ben ontnuchterd
  2. bent ontnuchterd
  3. is ontnuchterd
  4. zijn ontnuchterd
  5. zijn ontnuchterd
  6. zijn ontnuchterd
v.v.t.
  1. was ontnuchterd
  2. was ontnuchterd
  3. was ontnuchterd
  4. waren ontnuchterd
  5. waren ontnuchterd
  6. waren ontnuchterd
o.t.t.t.
  1. zal ontnuchteren
  2. zult ontnuchteren
  3. zal ontnuchteren
  4. zullen ontnuchteren
  5. zullen ontnuchteren
  6. zullen ontnuchteren
o.v.t.t.
  1. zou ontnuchteren
  2. zou ontnuchteren
  3. zou ontnuchteren
  4. zouden ontnuchteren
  5. zouden ontnuchteren
  6. zouden ontnuchteren
diversen
  1. ontnuchter!
  2. ontnuchtert!
  3. ontnuchterd
  4. ontnuchterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze