Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. oprollen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for oprollen in Niederländisch

oprollen:

oprollen Verb (rol op, rolt op, rolde op, rolden op, opgerold)

  1. oprollen
    opstropen; oprollen
    • opstropen Verb (stroop op, stroopt op, stroopte op, stroopten op, opgestroopt)
    • oprollen Verb (rol op, rolt op, rolde op, rolden op, opgerold)
  2. oprollen
    – er een rol van maken 1
    oprollen
    – er een rol van maken 1
    • oprollen Verb (rol op, rolt op, rolde op, rolden op, opgerold)
      • ik rolde de strook papier op1
  3. oprollen
    – opheffen door iedereen gevangen te nemen 1
    oprollen
    – opheffen door iedereen gevangen te nemen 1
    • oprollen Verb (rol op, rolt op, rolde op, rolden op, opgerold)
      • de politie rolde de drugsbende op1

Konjugationen für oprollen:

o.t.t.
  1. rol op
  2. rolt op
  3. rolt op
  4. rollen op
  5. rollen op
  6. rollen op
o.v.t.
  1. rolde op
  2. rolde op
  3. rolde op
  4. rolden op
  5. rolden op
  6. rolden op
v.t.t.
  1. heb opgerold
  2. hebt opgerold
  3. heeft opgerold
  4. hebben opgerold
  5. hebben opgerold
  6. hebben opgerold
v.v.t.
  1. had opgerold
  2. had opgerold
  3. had opgerold
  4. hadden opgerold
  5. hadden opgerold
  6. hadden opgerold
o.t.t.t.
  1. zal oprollen
  2. zult oprollen
  3. zal oprollen
  4. zullen oprollen
  5. zullen oprollen
  6. zullen oprollen
o.v.t.t.
  1. zou oprollen
  2. zou oprollen
  3. zou oprollen
  4. zouden oprollen
  5. zouden oprollen
  6. zouden oprollen
en verder
  1. ben opgerold
  2. bent opgrold
  3. is opgerold
  4. zijn opgerold
  5. zijn opgerold
  6. zijn opgerold
diversen
  1. rol op!
  2. rolt op!
  3. opgerold
  4. oprollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Definitionen für "oprollen":

  1. er een rol van maken1
    • ik rolde de strook papier op1
  2. opheffen door iedereen gevangen te nemen1
    • de politie rolde de drugsbende op1