Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. overkapt:
  2. overkappen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for overkapt in Niederländisch

overkapt:

overkapt Adjektiv

  1. overkapt
    bedekt; overkapt

overkappen:

overkappen Verb (overkap, overkapt, overkapte, overkapten, overkapt)

  1. overkappen
    dekken; overwelven; overkappen
    • dekken Verb (dek, dekt, dekte, dekten, gedekt)
    • overwelven Verb (overwelf, overwelft, overwelfde, overwelfden, overwelfd)
    • overkappen Verb (overkap, overkapt, overkapte, overkapten, overkapt)

Konjugationen für overkappen:

o.t.t.
  1. overkap
  2. overkapt
  3. overkapt
  4. overkappen
  5. overkappen
  6. overkappen
o.v.t.
  1. overkapte
  2. overkapte
  3. overkapte
  4. overkapten
  5. overkapten
  6. overkapten
v.t.t.
  1. heb overkapt
  2. hebt overkapt
  3. heeft overkapt
  4. hebben overkapt
  5. hebben overkapt
  6. hebben overkapt
v.v.t.
  1. had overkapt
  2. had overkapt
  3. had overkapt
  4. hadden overkapt
  5. hadden overkapt
  6. hadden overkapt
o.t.t.t.
  1. zal overkappen
  2. zult overkappen
  3. zal overkappen
  4. zullen overkappen
  5. zullen overkappen
  6. zullen overkappen
o.v.t.t.
  1. zou overkappen
  2. zou overkappen
  3. zou overkappen
  4. zouden overkappen
  5. zouden overkappen
  6. zouden overkappen
en verder
  1. is overkapt
  2. zijn overkapt
diversen
  1. overkap!
  2. overkapt!
  3. overkapt
  4. overkkappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze