Niederländisch
Detailed Synonyms for rijmen in Niederländisch
rijmen:
-
rijmen
Konjugationen für rijmen:
o.t.t.
- rijm
- rijmt
- rijmt
- rijmen
- rijmen
- rijmen
o.v.t.
- rijmde
- rijmde
- rijmde
- rijmden
- rijmden
- rijmden
v.t.t.
- heb gerijmd
- hebt gerijmd
- heeft gerijmd
- hebben gerijmd
- hebben gerijmd
- hebben gerijmd
v.v.t.
- had gerijmd
- had gerijmd
- had gerijmd
- hadden gerijmd
- hadden gerijmd
- hadden gerijmd
o.t.t.t.
- zal rijmen
- zult rijmen
- zal rijmen
- zullen rijmen
- zullen rijmen
- zullen rijmen
o.v.t.t.
- zou rijmen
- zou rijmen
- zou rijmen
- zouden rijmen
- zouden rijmen
- zouden rijmen
diversen
- rijm!
- rijmt!
- gerijmd
- rijmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze