Niederländisch
Detailed Synonyms for uitkafferen in Niederländisch
uitkafferen:
-
uitkafferen
Konjugationen für uitkafferen:
o.t.t.
- kaffer uit
- kaffert uit
- kaffert uit
- kafferen uit
- kafferen uit
- kafferen uit
o.v.t.
- kafferde uit
- kafferde uit
- kafferde uit
- kafferden uit
- kafferden uit
- kafferden uit
v.t.t.
- heb uitgekafferd
- hebt uitgekafferd
- heeft uitgekafferd
- hebben uitgekafferd
- hebben uitgekafferd
- hebben uitgekafferd
v.v.t.
- had uitgekafferd
- had uitgekafferd
- had uitgekafferd
- hadden uitgekafferd
- hadden uitgekafferd
- hadden uitgekafferd
o.t.t.t.
- zal uitkafferen
- zult uitkafferen
- zal uitkafferen
- zullen uitkafferen
- zullen uitkafferen
- zullen uitkafferen
o.v.t.t.
- zou uitkafferen
- zou uitkafferen
- zou uitkafferen
- zouden uitkafferen
- zouden uitkafferen
- zouden uitkafferen
en verder
- ben uitgekafferd
- bent uitgekafferd
- is uitgekafferd
- zijn uitgekafferd
- zijn uitgekafferd
- zijn uitgekafferd
diversen
- kaffer uit!
- kaffert uit!
- uitgekafferd
- uitkafferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze