Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Niederländisch ->übersetze uitspatten

Synonyms for "uitspatten" in Niederländisch

Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. uitspatten:

Niederländisch

Detailed Synonyms for uitspatten in Niederländisch

uitspatten:

uitspatten Verb (spat uit, spatte uit, spatten uit, uitgespat)

  1. uitspatten
    uitspatten
    • uitspatten Verb (spat uit, spatte uit, spatten uit, uitgespat)

Konjugationen für uitspatten:

o.t.t.
  1. spat uit
  2. spat uit
  3. spat uit
  4. spatten uit
  5. spatten uit
  6. spatten uit
o.v.t.
  1. spatte uit
  2. spatte uit
  3. spatte uit
  4. spatten uit
  5. spatten uit
  6. spatten uit
v.t.t.
  1. ben uitgespat
  2. bent uitgespat
  3. is uitgespat
  4. zijn uitgespat
  5. zijn uitgespat
  6. zijn uitgespat
v.v.t.
  1. was uitgespat
  2. was uitgespat
  3. was uitgespat
  4. waren uitgespat
  5. waren uitgespat
  6. waren uitgespat
o.t.t.t.
  1. zal uitspatten
  2. zult uitspatten
  3. zal uitspatten
  4. zullen uitspatten
  5. zullen uitspatten
  6. zullen uitspatten
o.v.t.t.
  1. zou uitspatten
  2. zou uitspatten
  3. zou uitspatten
  4. zouden uitspatten
  5. zouden uitspatten
  6. zouden uitspatten
diversen
  1. spat uit!
  2. spat uit!
  5. uitgespat
  6. uitspattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze







Kostenfreie, schnelle Übersetzungen

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Seite gezeigt in 0.0266 Sekunden
Seite aufgebaut in 1.0 Sekunden