Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. aanfluiting:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aanfluiting (Niederländisch) ins Schwedisch

aanfluiting:

aanfluiting [de ~ (v)] Nomen

  1. de aanfluiting (spotternij; bespotting; spot; )
    hån; gyckel; åtlöje; spefullhet; gäckeri

Übersetzung Matrix für aanfluiting:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gyckel aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij kluchten; spotternij
gäckeri aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij belediging; beschimping; schamp; spot
hån aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij belediging; beschimping; bespotting; gespot; hoon; hoongelach; ironie; sarcasme; schamp; schamperheid; spot; spotternij; versmading
spefullhet aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij spotternij
åtlöje aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij

Verwandte Wörter für "aanfluiting":

  • aanfluitingen

Wiktionary Übersetzungen für aanfluiting:

aanfluiting
noun
  1. wat iets belachelijk of ten schande maakt

Cross Translation:
FromToVia
aanfluiting skämt joke — worthless thing or person
aanfluiting hån; spe simulacre — (religion) (term, surtout au pluriel) image, statue, idole, représentation de fausses divinités.