Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. aangespen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aangespen (Niederländisch) ins Schwedisch

aangespen:

aangespen Verb (gesp aan, gespt aan, gespte aan, gespten aan, aangegespt)

  1. aangespen (vastgespen)
    spänna
    • spänna Verb (spänner, spände, spänt)

Konjugationen für aangespen:

o.t.t.
  1. gesp aan
  2. gespt aan
  3. gespt aan
  4. gespen aan
  5. gespen aan
  6. gespen aan
o.v.t.
  1. gespte aan
  2. gespte aan
  3. gespte aan
  4. gespten aan
  5. gespten aan
  6. gespten aan
v.t.t.
  1. heb aangegespt
  2. hebt aangegespt
  3. heeft aangegespt
  4. hebben aangegespt
  5. hebben aangegespt
  6. hebben aangegespt
v.v.t.
  1. had aangegespt
  2. had aangegespt
  3. had aangegespt
  4. hadden aangegespt
  5. hadden aangegespt
  6. hadden aangegespt
o.t.t.t.
  1. zal aangespen
  2. zult aangespen
  3. zal aangespen
  4. zullen aangespen
  5. zullen aangespen
  6. zullen aangespen
o.v.t.t.
  1. zou aangespen
  2. zou aangespen
  3. zou aangespen
  4. zouden aangespen
  5. zouden aangespen
  6. zouden aangespen
diversen
  1. gesp aan!
  2. gespt aan!
  3. aangegespt
  4. aangespedne
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aangespen [znw.] Nomen

  1. aangespen (vastgespen)

Übersetzung Matrix für aangespen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
spänna fast aangespen; vastgespen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
spänna aangespen; vastgespen dichtgespen; dichtsnoeren; gespen; opspannen; samenballen; schroeven; spannen; toegespen
spänna fast knellen; vasthouden; vastklemmen; vastknellen