Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. bevoorrecht:
  2. bevoorrechten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bevoorrecht (Niederländisch) ins Schwedisch

bevoorrecht:

bevoorrecht Adjektiv

  1. bevoorrecht (geprivilegeerd)

Übersetzung Matrix für bevoorrecht:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
favoriserat bevoorrecht; geprivilegeerd favoriet; het meest gewild
priviligierad bevoorrecht; geprivilegeerd
priviligierat bevoorrecht; geprivilegeerd

Verwandte Wörter für "bevoorrecht":


bevoorrechten:

bevoorrechten Verb (bevoorrecht, bevoorrechtte, bevoorrechtten, bevoorrecht)

  1. bevoorrechten (voorrechten toekennen)
    priviligiera
    • priviligiera Verb (priviligierar, priviligierade, priviligierat)

Konjugationen für bevoorrechten:

o.t.t.
  1. bevoorrecht
  2. bevoorrecht
  3. bevoorrecht
  4. bevoorrechten
  5. bevoorrechten
  6. bevoorrechten
o.v.t.
  1. bevoorrechtte
  2. bevoorrechtte
  3. bevoorrechtte
  4. bevoorrechtten
  5. bevoorrechtten
  6. bevoorrechtten
v.t.t.
  1. heb bevoorrecht
  2. hebt bevoorrecht
  3. heeft bevoorrecht
  4. hebben bevoorrecht
  5. hebben bevoorrecht
  6. hebben bevoorrecht
v.v.t.
  1. had bevoorrecht
  2. had bevoorrecht
  3. had bevoorrecht
  4. hadden bevoorrecht
  5. hadden bevoorrecht
  6. hadden bevoorrecht
o.t.t.t.
  1. zal bevoorrechten
  2. zult bevoorrechten
  3. zal bevoorrechten
  4. zullen bevoorrechten
  5. zullen bevoorrechten
  6. zullen bevoorrechten
o.v.t.t.
  1. zou bevoorrechten
  2. zou bevoorrechten
  3. zou bevoorrechten
  4. zouden bevoorrechten
  5. zouden bevoorrechten
  6. zouden bevoorrechten
diversen
  1. bevoorrecht!
  2. bevoorrecht!
  3. bevoorrecht
  4. bevoorrechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bevoorrechten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
priviligiera bevoorrechten; voorrechten toekennen