Niederländisch

Detailübersetzungen für gevat (Niederländisch) ins Schwedisch

gevat:

gevat Adjektiv

  1. gevat (adrem; bijdehand; snedig; raak)
    smart
  2. gevat (scherpzinnig; slim; schrander; uitgeslapen; snedig)
    duktig; duktigt; kvick; slipat; kvickt; skarpsinnigt
  3. gevat (gewiekst; uitgeslapen; gehaaid; snedig)
    vass; skarpt; vasst; skärpt

Übersetzung Matrix für gevat:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
kvickt stroomversnelling
smart geniaal persoon; genie
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
duktig gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig; volleerd
duktigt gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen behendig; bekwaam; competent; deskundig; fysiek in staat; handig; in staat; kundig; oordeelkundig; ter zake kundig; vaardig; vakbekwaam; vakkundig; volleerd
kvick gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen bedachtzaam; correct; doordacht; dra; eerstdaags; gauw; nadenkend; pienter; raadzaam; spoedig; verstandig; weldenkend; weldra; wijs; wijselijk; zinnig
kvickt gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen alert; bedachtzaam; correct; doordacht; nadenkend; oplettend; pienter; raadzaam; uitgeslapen; verstandig; wakker; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
skarpsinnigt gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
skarpt gehaaid; gevat; gewiekst; snedig; uitgeslapen bijdehand; fel; gescherpt; hanig; hard; hoog; kien; messcherp; met een scherp oog; nauwlettend; pienter; pikant; pinnig; puntig; schel; scherp; scherp gepunt; scherpgerand; scherpklinkend; schril; slim; snerpend; snibbig; spits; uitgekookt; verlekkerd; vinnig; vlijmend
skärpt gehaaid; gevat; gewiekst; snedig; uitgeslapen
slipat gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen gescherpt
smart adrem; bijdehand; gevat; raak; snedig bij de pinken; clever; geleerd; gis; goochem; intelligent; kien; schrander; slim; snugger; uitgeslapen; wijs
vass gehaaid; gevat; gewiekst; snedig; uitgeslapen bijdehand; kien; pienter; puntig; slim; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; uitgekookt
vasst gehaaid; gevat; gewiekst; snedig; uitgeslapen bijdehand; kien; messcherp; pienter; puntig; scherp; slim; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; uitgekookt

Verwandte Wörter für "gevat":


Wiktionary Übersetzungen für gevat:


Cross Translation:
FromToVia
gevat amper; egg; gräll; gäll; skarp; subtil; spirituell findélié, menu, mince ou étroit.
gevat spirituell; andlig mental — Qui se fait, qui s’exécuter dans l’esprit, dans l’entendement.
gevat spirituell spirituel — Qui est de la nature de l'esprit, ou qui le concerne.

gevat form of vatten:

vatten Verb (vat, vatte, vatten, gevat)

  1. vatten (gevangennemen; aanhouden; arresteren; )
    tillfångata
    • tillfångata Verb (tillfångatar, tillfångatade, tillfångatat)
  2. vatten (grijpen; pakken; vangen; verstrikken; klauwen)
    gripa; fånga; ta fast
    • gripa Verb (griper, grep, gripit)
    • fånga Verb (fångar, fångade, fångat)
    • ta fast Verb (tar fast, tog fast, tagit fast)
  3. vatten (vastpakken; grijpen; beetgrijpen; )
    ta tag i; gripa tag i; fatta tag i
    • ta tag i Verb (tar tag i, tog tag i, tagit tag i)
    • gripa tag i Verb (griper tag i, grep tag i, gripit tag i)
    • fatta tag i Verb (fattar tag i, fattade tag i, fattat tag i)

Konjugationen für vatten:

o.t.t.
  1. vat
  2. vat
  3. vat
  4. vatten
  5. vatten
  6. vatten
o.v.t.
  1. vatte
  2. vatte
  3. vatte
  4. vatten
  5. vatten
  6. vatten
v.t.t.
  1. heb gevat
  2. hebt gevat
  3. heeft gevat
  4. hebben gevat
  5. hebben gevat
  6. hebben gevat
v.v.t.
  1. had gevat
  2. had gevat
  3. had gevat
  4. hadden gevat
  5. hadden gevat
  6. hadden gevat
o.t.t.t.
  1. zal vatten
  2. zult vatten
  3. zal vatten
  4. zullen vatten
  5. zullen vatten
  6. zullen vatten
o.v.t.t.
  1. zou vatten
  2. zou vatten
  3. zou vatten
  4. zouden vatten
  5. zouden vatten
  6. zouden vatten
en verder
  1. ben gevat
  2. bent gevat
  3. is gevat
  4. zijn gevat
  5. zijn gevat
  6. zijn gevat
diversen
  1. vat!
  2. vat!
  3. gevat
  4. vattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vatten [znw.] Nomen

  1. vatten (begrijpen; snappen)

Übersetzung Matrix für vatten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förstående begrijpen; snappen; vatten begrijpen; inzicht
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fatta tag i aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten
fånga grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; aanklampen; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; betrappen; buitmaken; gevangennemen; grijpen; heroveren; inpakken; inpalmen; inrekenen; naar zich toe trekken; oppakken; opvangen; snappen; vangen; vastklampen; vastpakken; wat neervalt opvangen
gripa grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhouden; arresteren; buitmaken; gevangennemen; iets bemachtigen; inrekenen; oppakken; te pakken krijgen; vangen; verkrijgen
gripa tag i aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten
ta fast grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken
ta tag i aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten
tillfångata aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten
- begrijpen; snappen; verstaan
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förstående begrepen; erkend; gerenommeerd; vol begrip

Verwandte Wörter für "vatten":


Synonyms for "vatten":


Verwandte Definitionen für "vatten":

  1. het kunnen volgen met je verstand1
    • ik kan jou niet vatten1
  2. vastpakken1
    • ik vatte hem in zijn kraag1

Wiktionary Übersetzungen für vatten:


Cross Translation:
FromToVia
vatten greppa; förstå apprehend — to understand; to recognize
vatten fånga arrest — to seize attention of
vatten gripa arrest — to take into legal custody
vatten gripa tag i; fatta tag i; haka tag i; fastna i erfassen — (transitiv) ergreifen, mitreißen
vatten fånga capturers’emparer d’un être vivant ou d’une chose.