Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. ingraveren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ingraveren (Niederländisch) ins Schwedisch

ingraveren:

ingraveren Verb (graveer in, graveert in, graveerde in, graveerden in, ingegraveerd)

  1. ingraveren
    ingravera; gravera; rista in; inrista
    • ingravera Verb (ingraverar, ingraverade, ingraverat)
    • gravera Verb (graverar, graverade, graverat)
    • rista in Verb (ristar in, ristade in, ristat in)
    • inrista Verb (inristar, inristade, inristat)

Konjugationen für ingraveren:

o.t.t.
  1. graveer in
  2. graveert in
  3. graveert in
  4. graveren in
  5. graveren in
  6. graveren in
o.v.t.
  1. graveerde in
  2. graveerde in
  3. graveerde in
  4. graveerden in
  5. graveerden in
  6. graveerden in
v.t.t.
  1. heb ingegraveerd
  2. hebt ingegraveerd
  3. heeft ingegraveerd
  4. hebben ingegraveerd
  5. hebben ingegraveerd
  6. hebben ingegraveerd
v.v.t.
  1. had ingegraveerd
  2. had ingegraveerd
  3. had ingegraveerd
  4. hadden ingegraveerd
  5. hadden ingegraveerd
  6. hadden ingegraveerd
o.t.t.t.
  1. zal ingraveren
  2. zult ingraveren
  3. zal ingraveren
  4. zullen ingraveren
  5. zullen ingraveren
  6. zullen ingraveren
o.v.t.t.
  1. zou ingraveren
  2. zou ingraveren
  3. zou ingraveren
  4. zouden ingraveren
  5. zouden ingraveren
  6. zouden ingraveren
en verder
  1. is ingegraveerd
  2. zijn ingegraveerd
diversen
  1. graveer in!
  2. graveert in!
  3. ingegraveerd
  4. ingraverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ingraveren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gravera ingraveren inetsen
ingravera ingraveren graveren; griffelen; griffen; inbeitelen; inetsen; met een stift inkrassen
inrista ingraveren
rista in ingraveren graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen