Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. inleiden:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für inleiden (Niederländisch) ins Schwedisch

inleiden:

inleiden Verb (leid in, leidt in, leidde in, leidden in, ingeleid)

  1. inleiden (openen)
    introducera; presentera
    • introducera Verb (introducerar, introducerade, introducerat)
    • presentera Verb (presenterar, presenterade, presenterat)

Konjugationen für inleiden:

o.t.t.
  1. leid in
  2. leidt in
  3. leidt in
  4. leiden in
  5. leiden in
  6. leiden in
o.v.t.
  1. leidde in
  2. leidde in
  3. leidde in
  4. leidden in
  5. leidden in
  6. leidden in
v.t.t.
  1. heb ingeleid
  2. hebt ingeleid
  3. heeft ingeleid
  4. hebben ingeleid
  5. hebben ingeleid
  6. hebben ingeleid
v.v.t.
  1. had ingeleid
  2. had ingeleid
  3. had ingeleid
  4. hadden ingeleid
  5. hadden ingeleid
  6. hadden ingeleid
o.t.t.t.
  1. zal inleiden
  2. zult inleiden
  3. zal inleiden
  4. zullen inleiden
  5. zullen inleiden
  6. zullen inleiden
o.v.t.t.
  1. zou inleiden
  2. zou inleiden
  3. zou inleiden
  4. zouden inleiden
  5. zouden inleiden
  6. zouden inleiden
en verder
  1. is ingeleid
diversen
  1. leid in!
  2. leidt in!
  3. ingeleid
  4. inleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für inleiden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
introducera inleiden; openen aandragen; aanvoeren; inbrengen; invoegen; inwerken; naar voren brengen; opperen; poneren; prepareren; voorbereiden op
presentera inleiden; openen aandragen; aanvoeren; laten zien; presenteren; tonen; vertonen

Wiktionary Übersetzungen für inleiden:


Cross Translation:
FromToVia
inleiden anmäla; annonsera; bebåda; introducera; meddela introduire — Faire entrer une chose dans une autre.