Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. interneren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für interneren (Niederländisch) ins Schwedisch

interneren:

interneren Verb (interneer, interneert, interneerde, interneerden, geïnterneerd)

  1. interneren (gevangen zetten; opsluiten; isoleren)
    hålla fast
    • hålla fast Verb (håller fast, höll fast, hållit fast)

Konjugationen für interneren:

o.t.t.
  1. interneer
  2. interneert
  3. interneert
  4. interneren
  5. interneren
  6. interneren
o.v.t.
  1. interneerde
  2. interneerde
  3. interneerde
  4. interneerden
  5. interneerden
  6. interneerden
v.t.t.
  1. heb geïnterneerd
  2. hebt geïnterneerd
  3. heeft geïnterneerd
  4. hebben geïnterneerd
  5. hebben geïnterneerd
  6. hebben geïnterneerd
v.v.t.
  1. had geïnterneerd
  2. had geïnterneerd
  3. had geïnterneerd
  4. hadden geïnterneerd
  5. hadden geïnterneerd
  6. hadden geïnterneerd
o.t.t.t.
  1. zal interneren
  2. zult interneren
  3. zal interneren
  4. zullen interneren
  5. zullen interneren
  6. zullen interneren
o.v.t.t.
  1. zou interneren
  2. zou interneren
  3. zou interneren
  4. zouden interneren
  5. zouden interneren
  6. zouden interneren
en verder
  1. ben geïnterneerd
  2. bent geïnterneerd
  3. is geïnterneerd
  4. zijn geïnterneerd
  5. zijn geïnterneerd
  6. zijn geïnterneerd
diversen
  1. interneer!
  2. interneert!
  3. geïnterneerd
  4. internerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für interneren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hålla fast gevangen zetten; interneren; isoleren; opsluiten beet hebben; klemmen; knellen; niet laten gaan; omklemmen; vasthebben; vasthouden