Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. klevend:
  2. kleven:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für klevend (Niederländisch) ins Schwedisch

klevend:

klevend Adjektiv

  1. klevend

Übersetzung Matrix für klevend:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
självhäftande klevend zelfhechtend; zelfklevend

Wiktionary Übersetzungen für klevend:


Cross Translation:
FromToVia
klevend klibbig adhésif — Qui adhérer.

kleven:

kleven Verb (kleef, kleeft, kleefde, kleefden, gekleefd)

  1. kleven (iets vastkleven; plakken; vastlijmen)
    häfta; klibba; klistra
    • häfta Verb (häftar, häftade, häftat)
    • klibba Verb (klibbar, klibbade, klibbat)
    • klistra Verb (klistrar, klistrade, klistrat)
  2. kleven (aan elkaar kleven; plakken; vastplakken; )
    klistra; limma
    • klistra Verb (klistrar, klistrade, klistrat)
    • limma Verb (limmar, limmade, limmat)

Konjugationen für kleven:

o.t.t.
  1. kleef
  2. kleeft
  3. kleeft
  4. kleven
  5. kleven
  6. kleven
o.v.t.
  1. kleefde
  2. kleefde
  3. kleefde
  4. kleefden
  5. kleefden
  6. kleefden
v.t.t.
  1. ben gekleefd
  2. bent gekleefd
  3. is gekleefd
  4. zijn gekleefd
  5. zijn gekleefd
  6. zijn gekleefd
v.v.t.
  1. was gekleefd
  2. was gekleefd
  3. was gekleefd
  4. waren gekleefd
  5. waren gekleefd
  6. waren gekleefd
o.t.t.t.
  1. zal kleven
  2. zult kleven
  3. zal kleven
  4. zullen kleven
  5. zullen kleven
  6. zullen kleven
o.v.t.t.
  1. zou kleven
  2. zou kleven
  3. zou kleven
  4. zouden kleven
  5. zouden kleven
  6. zouden kleven
en verder
  1. heb gekleefd
  2. hebt gekleefd
  3. heeft gekleefd
  4. hebben gekleefd
  5. hebben gekleefd
  6. hebben gekleefd
diversen
  1. kleef!
  2. kleeft!
  3. gekleefd
  4. klevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kleven [znw.] Nomen

  1. kleven (lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen)

Übersetzung Matrix für kleven:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
klistrande kleven; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen aanlijmen; lijmen; vastlijmen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
häfta iets vastkleven; kleven; plakken; vastlijmen aanhechten; blijven steken; haperen; nieten; stokken; vastlopen; vastnieten
klibba iets vastkleven; kleven; plakken; vastlijmen aanlijmen; lijmen; vastlijmen
klistra aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; iets vastkleven; kleven; klitten; plakken; vastlijmen; vastplakken aan elkaar kleven; aaneenplakken; aanlijmen; hechten; kitten; klitten; lijmen; opplakken; plakken; vasthechten; vastlijmen; vastplakken
limma aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken aan elkaar kleven; aaneenplakken; aanlijmen; hechten; kitten; klitten; lijmen; opplakken; plakken; vasthechten; vastkleven; vastlijmen; vastplakken

Wiktionary Übersetzungen für kleven:


Cross Translation:
FromToVia
kleven fästa adhere — To stick fast or cleave
kleven fästa stick — to glue; to adhere (transitive)
kleven fastna stick — to become attached, to adhere (intransitive)
kleven limma collerjoindre et faire tenir deux choses ensemble avec de la colle.