Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. krompraten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für krompraten (Niederländisch) ins Schwedisch

krompraten:

krompraten Verb (praat krom, praatte krom, praatten krom, krom gepraat)

  1. krompraten (brabbelen)
    babbla; prata
    • babbla Verb (babblar, babblade, babblat)
    • prata Verb (pratar, pratade, pratat)

Konjugationen für krompraten:

o.t.t.
  1. praat krom
  2. praat krom
  3. praat krom
  4. praten krom
  5. praten krom
  6. praten krom
o.v.t.
  1. praatte krom
  2. praatte krom
  3. praatte krom
  4. praatten krom
  5. praatten krom
  6. praatten krom
v.t.t.
  1. heb krom gepraat
  2. hebt krom gepraat
  3. heeft krom gepraat
  4. hebben krom gepraat
  5. hebben krom gepraat
  6. hebben krom gepraat
v.v.t.
  1. had krom gepraat
  2. had krom gepraat
  3. had krom gepraat
  4. hadden krom gepraat
  5. hadden krom gepraat
  6. hadden krom gepraat
o.t.t.t.
  1. zal krompraten
  2. zult krompraten
  3. zal krompraten
  4. zullen krompraten
  5. zullen krompraten
  6. zullen krompraten
o.v.t.t.
  1. zou krompraten
  2. zou krompraten
  3. zou krompraten
  4. zouden krompraten
  5. zouden krompraten
  6. zouden krompraten
diversen
  1. praat krom!
  2. praat krom!
  3. krom gepraat
  4. krompratend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für krompraten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
babbla prietpraat
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
babbla brabbelen; krompraten bazelen; doorslaan; eruit flappen; lallen; overbrieven; raffelen; uit de school klappen; uitflappen; uitklappen; verklappen; verklikken; verraden; wauwelen
prata brabbelen; krompraten babbelen; communiceren; een conversatie hebben; in contact staan; kakelen; keuvelen; klappen; kletsen; kouten; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen