Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. overspringen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für overspringen (Niederländisch) ins Schwedisch

overspringen:

overspringen Verb (overspring, overspringt, oversprong, oversprongen, oversprongen)

  1. overspringen (overheen springen)
    hoppa över
    • hoppa över Verb (hoppar över, hoppade över, hoppat över)

Konjugationen für overspringen:

o.t.t.
  1. overspring
  2. overspringt
  3. overspringt
  4. overspringen
  5. overspringen
  6. overspringen
o.v.t.
  1. oversprong
  2. oversprong
  3. oversprong
  4. oversprongen
  5. oversprongen
  6. oversprongen
v.t.t.
  1. heb oversprongen
  2. hebt oversprongen
  3. heeft oversprongen
  4. hebben oversprongen
  5. hebben oversprongen
  6. hebben oversprongen
v.v.t.
  1. had oversprongen
  2. had oversprongen
  3. had oversprongen
  4. hadden oversprongen
  5. hadden oversprongen
  6. hadden oversprongen
o.t.t.t.
  1. zal overspringen
  2. zult overspringen
  3. zal overspringen
  4. zullen overspringen
  5. zullen overspringen
  6. zullen overspringen
o.v.t.t.
  1. zou overspringen
  2. zou overspringen
  3. zou overspringen
  4. zouden overspringen
  5. zouden overspringen
  6. zouden overspringen
diversen
  1. overspring!
  2. overspringt!
  3. oversprongen
  4. overspringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für overspringen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hoppa över overheen springen; overspringen naar de andere kant springen; over iets springen; overheenspringen; overslaan
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hoppa över overslaan

Computerübersetzung von Drittern: