Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. uitgeslapen:
  2. uitslapen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitgeslapen (Niederländisch) ins Schwedisch

uitgeslapen:

uitgeslapen Adjektiv

  1. uitgeslapen (slim; clever; schrander; )
    skarpsinnigt; knipslug; listig; listigt; knipslugt
  2. uitgeslapen (oplettend; alert; wakker)
    vaken; snabb; kvickt; snabbt; vaket
  3. uitgeslapen (goochem; slim; clever; )
    begåvad; smart; skickligt
  4. uitgeslapen (doorgewinterd; door en door; geroutineerd; geslepen)
    kryddad; kryddat
  5. uitgeslapen (gewiekst; gevat; gehaaid; snedig)
    vass; skarpt; vasst; skärpt
  6. uitgeslapen (scherpzinnig; slim; gevat; schrander; snedig)
    duktig; duktigt; kvick; slipat; kvickt; skarpsinnigt

Übersetzung Matrix für uitgeslapen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
kvickt stroomversnelling
listig doortraptheid; geraffineerdheid; gewiekstheid; gladheid; leepheid; listigheid; raffinement; sluwheid; snoodheid
smart geniaal persoon; genie
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
begåvad bij de pinken; clever; goochem; kien; schrander; slim; uitgeslapen bedachtzaam; correct; doordacht; nadenkend; pienter; raadzaam; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
duktig gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig; volleerd
duktigt gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen behendig; bekwaam; competent; deskundig; fysiek in staat; handig; in staat; kundig; oordeelkundig; ter zake kundig; vaardig; vakbekwaam; vakkundig; volleerd
knipslug clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
knipslugt clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
kryddad door en door; doorgewinterd; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig
kryddat door en door; doorgewinterd; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig
kvick gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen bedachtzaam; correct; doordacht; dra; eerstdaags; gauw; nadenkend; pienter; raadzaam; spoedig; verstandig; weldenkend; weldra; wijs; wijselijk; zinnig
kvickt alert; gevat; oplettend; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen; wakker bedachtzaam; correct; doordacht; nadenkend; pienter; raadzaam; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
listig clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen arglistig; berekenend; bezwaarlijk; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; lastig; leep; link; listig; met bezwaren; slangachtig; slinks; sluw
listigt clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen arglistig; berekenend; bezwaarlijk; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; lastig; leep; link; listig; met bezwaren; obsceen; schuin; slangachtig; slinks; sluw; vies; vunzig; zedeloos
skarpsinnigt clever; gevat; kien; pienter; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen
skarpt gehaaid; gevat; gewiekst; snedig; uitgeslapen bijdehand; fel; gescherpt; hanig; hard; hoog; kien; messcherp; met een scherp oog; nauwlettend; pienter; pikant; pinnig; puntig; schel; scherp; scherp gepunt; scherpgerand; scherpklinkend; schril; slim; snerpend; snibbig; spits; uitgekookt; verlekkerd; vinnig; vlijmend
skickligt bij de pinken; clever; goochem; kien; schrander; slim; uitgeslapen behendig; bekwaam; bevoegd; handig; kundig; vaardig; volleerd
skärpt gehaaid; gevat; gewiekst; snedig; uitgeslapen
slipat gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen gescherpt
smart bij de pinken; clever; goochem; kien; schrander; slim; uitgeslapen adrem; bijdehand; geleerd; gevat; gis; intelligent; raak; schrander; slim; snedig; snugger; wijs
snabb alert; oplettend; uitgeslapen; wakker dra; eerstdaags; gauw; haastig; in alle haast; in allerijl; kortstondig; spoedig; terloops; vluchtig; weldra
snabbt alert; oplettend; uitgeslapen; wakker abrupt; bruusk; direct; dra; eensklaps; eerstdaags; gauw; gezwind; haastig; in alle haast; kortstondig; opeens; plots; plotseling; plotsklaps; schielijk; spoedig; terloops; vluchtig; weldra
vaken alert; oplettend; uitgeslapen; wakker ad rem; alert; hoede; paraat; slagvaardig; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend; wakker
vaket alert; oplettend; uitgeslapen; wakker ad rem; alert; hoede; paraat; slagvaardig; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend; wakker
vass gehaaid; gevat; gewiekst; snedig; uitgeslapen bijdehand; kien; pienter; puntig; slim; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; uitgekookt
vasst gehaaid; gevat; gewiekst; snedig; uitgeslapen bijdehand; kien; messcherp; pienter; puntig; scherp; slim; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; uitgekookt

Wiktionary Übersetzungen für uitgeslapen:


Cross Translation:
FromToVia
uitgeslapen fiffig; illmarig; klipsk; klyftig; knepig; knipslug; slug artificieux — littéraire|fr péjoratif|fr Qui est plein d’artifice, de ruse.
uitgeslapen fiffig; illmarig; klipsk; klyftig; knepig; knipslug; slug astucieux — Qui a de l’astuce.
uitgeslapen fiffig; illmarig; klipsk; klyftig; knepig; knipslug; slug rusé — Qui a de la ruse, qui est plein de ruses.

uitgeslapen form of uitslapen:

uitslapen Verb (slaap uit, slaapt uit, sliep uit, sliepen uit, uitgeslapen)

  1. uitslapen
    sova ut
    • sova ut Verb (sover ut, sov ut, sovit ut)

Konjugationen für uitslapen:

o.t.t.
  1. slaap uit
  2. slaapt uit
  3. slaapt uit
  4. slapen uit
  5. slapen uit
  6. slapen uit
o.v.t.
  1. sliep uit
  2. sliep uit
  3. sliep uit
  4. sliepen uit
  5. sliepen uit
  6. sliepen uit
v.t.t.
  1. heb uitgeslapen
  2. hebt uitgeslapen
  3. heeft uitgeslapen
  4. hebben uitgeslapen
  5. hebben uitgeslapen
  6. hebben uitgeslapen
v.v.t.
  1. had uitgeslapen
  2. had uitgeslapen
  3. had uitgeslapen
  4. hadden uitgeslapen
  5. hadden uitgeslapen
  6. hadden uitgeslapen
o.t.t.t.
  1. zal uitslapen
  2. zult uitslapen
  3. zal uitslapen
  4. zullen uitslapen
  5. zullen uitslapen
  6. zullen uitslapen
o.v.t.t.
  1. zou uitslapen
  2. zou uitslapen
  3. zou uitslapen
  4. zouden uitslapen
  5. zouden uitslapen
  6. zouden uitslapen
en verder
  1. ben uitgeslapen
  2. bent uitgeslapen
  3. is uitgeslapen
  4. zijn uitgeslapen
  5. zijn uitgeslapen
  6. zijn uitgeslapen
diversen
  1. slaap uit!
  2. slaapt uit!
  3. uitgeslapen
  4. uitslapend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitslapen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
sova ut uitslapen

Wiktionary Übersetzungen für uitslapen:


Cross Translation:
FromToVia
uitslapen sova ut sleep in — to sleep late