Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. wegleggen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für wegleggen (Niederländisch) ins Schwedisch

wegleggen:

wegleggen Verb (leg weg, legt weg, legde weg, legden weg, weggelegd)

  1. wegleggen (neerleggen; leggen; plaatsen; deponeren)
    lägga ner; placera
    • lägga ner Verb (lägger ner, lade ner, lagt ner)
    • placera Verb (placerar, placerade, placerat)

Konjugationen für wegleggen:

o.t.t.
  1. leg weg
  2. legt weg
  3. legt weg
  4. leggen weg
  5. leggen weg
  6. leggen weg
o.v.t.
  1. legde weg
  2. legde weg
  3. legde weg
  4. legden weg
  5. legden weg
  6. legden weg
v.t.t.
  1. heb weggelegd
  2. hebt weggelegd
  3. heeft weggelegd
  4. hebben weggelegd
  5. hebben weggelegd
  6. hebben weggelegd
v.v.t.
  1. had weggelegd
  2. had weggelegd
  3. had weggelegd
  4. hadden weggelegd
  5. hadden weggelegd
  6. hadden weggelegd
o.t.t.t.
  1. zal wegleggen
  2. zult wegleggen
  3. zal wegleggen
  4. zullen wegleggen
  5. zullen wegleggen
  6. zullen wegleggen
o.v.t.t.
  1. zou wegleggen
  2. zou wegleggen
  3. zou wegleggen
  4. zouden wegleggen
  5. zouden wegleggen
  6. zouden wegleggen
diversen
  1. leg weg!
  2. legt weg!
  3. weggelegd
  4. wegleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für wegleggen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
lägga ner deponeren; leggen; neerleggen; plaatsen; wegleggen deponeren; leggen; neerleggen; neervlijen; neerzetten; plaatsen; stationeren; vlijen; zetten
placera deponeren; leggen; neerleggen; plaatsen; wegleggen bijzetten; inklinken; koloniseren; leggen; neerzetten; plaatsen; settelen; situeren; vestigen; zetten; zich afspelen

Wiktionary Übersetzungen für wegleggen:


Cross Translation:
FromToVia
wegleggen dra ifrån ôtertirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux.