Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. opensteken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opensteken (Niederländisch) ins Spanisch

opensteken:

opensteken Verb (steek open, steekt open, stak open, staken open, opengestoken)

  1. opensteken

Konjugationen für opensteken:

o.t.t.
  1. steek open
  2. steekt open
  3. steekt open
  4. steken open
  5. steken open
  6. steken open
o.v.t.
  1. stak open
  2. stak open
  3. stak open
  4. staken open
  5. staken open
  6. staken open
v.t.t.
  1. heb opengestoken
  2. hebt opengestoken
  3. heeft opengestoken
  4. hebben opengestoken
  5. hebben opengestoken
  6. hebben opengestoken
v.v.t.
  1. had opengestoken
  2. had opengestoken
  3. had opengestoken
  4. hadden opengestoken
  5. hadden opengestoken
  6. hadden opengestoken
o.t.t.t.
  1. zal opensteken
  2. zult opensteken
  3. zal opensteken
  4. zullen opensteken
  5. zullen opensteken
  6. zullen opensteken
o.v.t.t.
  1. zou opensteken
  2. zou opensteken
  3. zou opensteken
  4. zouden opensteken
  5. zouden opensteken
  6. zouden opensteken
en verder
  1. ben opengestoken
  2. bent opengestoken
  3. is opengestoken
  4. zijn opengestoken
  5. zijn opengestoken
  6. zijn opengestoken
diversen
  1. steek open!
  2. steekt open!
  3. opengestoken
  4. openstekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opensteken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
barrenar opensteken
pinchar opensteken aanbijten; aanleiding geven tot; aanvreten; afsnijden; dichtbijten; doorboren; doorprikken; gaatjes maken in; happen; openprikken; ophitsen; perforeren; priemen; prikken in; provoceren; snijden; toebijten; toehappen; toesnauwen; uitdagen; uitlokken
taladrar opensteken doorponsen; doorprikken; openprikken; pinnen; ponsen; spelden; stansen; uitboren