Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. toehappen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für toehappen (Niederländisch) ins Spanisch

toehappen:

toehappen Verb (hap toe, hapt toe, hapte toe, hapten toe, toegehapt)

  1. toehappen (toebijten; happen; dichtbijten; toesnauwen)

Konjugationen für toehappen:

o.t.t.
  1. hap toe
  2. hapt toe
  3. hapt toe
  4. happen toe
  5. happen toe
  6. happen toe
o.v.t.
  1. hapte toe
  2. hapte toe
  3. hapte toe
  4. hapten toe
  5. hapten toe
  6. hapten toe
v.t.t.
  1. heb toegehapt
  2. hebt toegehapt
  3. heeft toegehapt
  4. hebben toegehapt
  5. hebben toegehapt
  6. hebben toegehapt
v.v.t.
  1. had toegehapt
  2. had toegehapt
  3. had toegehapt
  4. hadden toegehapt
  5. hadden toegehapt
  6. hadden toegehapt
o.t.t.t.
  1. zal toehappen
  2. zult toehappen
  3. zal toehappen
  4. zullen toehappen
  5. zullen toehappen
  6. zullen toehappen
o.v.t.t.
  1. zou toehappen
  2. zou toehappen
  3. zou toehappen
  4. zouden toehappen
  5. zouden toehappen
  6. zouden toehappen
en verder
  1. ben toegehapt
  2. bent toegehapt
  3. is toegehapt
  4. zijn toegehapt
  5. zijn toegehapt
  6. zijn toegehapt
diversen
  1. hap toe!
  2. hapt toe!
  3. toegehapt
  4. toehappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

toehappen [znw.] Nomen

  1. toehappen (happen in)
    el morder; el picar

Übersetzung Matrix für toehappen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
morder happen in; toehappen aanbijten; bijten
picar happen in; toehappen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aprovechar la ocasión dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen
morder eroderen; inetsen; knagen; knauwen; snerpen; wegvreten
picar aanbijten; aanleiding geven tot; aanvreten; afbedelen; afbikken; afsnijden; bikken; bomen kappen; doorsteken; een inkeping maken; erdoor steken; eten; hakken; houwen; inbijten; inetsen; inkepen; inkerven; invreten; kappen; kartelen; kartels krijgen; kepen; kerven; kietelen; kittelen; kriebelen; naar binnen werken; omhakken; ophitsen; prikken; provoceren; snijden; steken; steken geven; uitdagen; uitlokken; vellen; wegbikken
pinchar dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen aanbijten; aanleiding geven tot; aanvreten; afsnijden; doorboren; doorprikken; gaatjes maken in; openprikken; opensteken; ophitsen; perforeren; priemen; prikken in; provoceren; snijden; uitdagen; uitlokken