Niederländisch

Detailed Synonyms for ijl in Niederländisch

ijl:

ijl Adjektiv

  1. ijl
    van geringe dichtheid; dun; ijl

ijl [znw.] Nomen

  1. ijl
    de haast; de spoed; ijl; haastigheid; de overijling; gehaastheid
  2. ijl
    de topsnelheid; de maximumsnelheid; ijl; hoogste snelheid

Verwandte Wörter für "ijl":


ijl form of ijlen:

ijlen Verb (ijl, ijlt, ijlde, ijlden, geijld)

  1. ijlen
    raaskallen; kletsen; onzin verkopen; ijlen; wartaal spreken; onzin uitkramen
  2. ijlen
    haasten; jagen; zich spoeden; aanpoten; overhaasten; voortmaken; haast maken; ijlen; spoeden
    • haasten Verb (haast, haastte, haastten, gehaast)
    • jagen Verb (jaag, jaagt, jaagde, jaagden, gejaagd)
    • aanpoten Verb (poot aan, pootte aan, pootten aan, aangepoot)
    • overhaasten Verb (overhaast, overhaastte, overhaastten, overhaast)
    • voortmaken Verb (maak voort, maakt voort, maakte voort, maakten voort, voortgemaakt)
    • haast maken Verb (maak haast, maakt haast, maakte haast, maakten haast, haast gemaakt)
    • ijlen Verb (ijl, ijlt, ijlde, ijlden, geijld)
    • spoeden Verb (spoed, spoedt, spoedde, spoedden, gespoed)
  3. ijlen
    zich haasten; opschieten; jagen; snellen; zich spoeden; vliegen; spoeden; jachten; reppen; jakkeren; ijlen
    • opschieten Verb (schiet op, schoot op, schoten op, opgeschoten)
    • jagen Verb (jaag, jaagt, jaagde, jaagden, gejaagd)
    • snellen Verb (snel, snelt, snelde, snelden, gesneld)
    • vliegen Verb (vlieg, vliegt, vloog, vlogen, gevlogen)
    • spoeden Verb (spoed, spoedt, spoedde, spoedden, gespoed)
    • jachten Verb (jacht, jachtte, jachtten, gejacht)
    • reppen Verb
    • jakkeren Verb (jakker, jakkert, jakkerde, jakkerden, gejakkerd)
    • ijlen Verb (ijl, ijlt, ijlde, ijlden, geijld)

Konjugationen für ijlen:

o.t.t.
  1. ijl
  2. ijlt
  3. ijlt
  4. ijlen
  5. ijlen
  6. ijlen
o.v.t.
  1. ijlde
  2. ijlde
  3. ijlde
  4. ijlden
  5. ijlden
  6. ijlden
v.t.t.
  1. heb geijld
  2. hebt geijld
  3. heeft geijld
  4. hebben geijld
  5. hebben geijld
  6. hebben geijld
v.v.t.
  1. had geijld
  2. had geijld
  3. had geijld
  4. hadden geijld
  5. hadden geijld
  6. hadden geijld
o.t.t.t.
  1. zal ijlen
  2. zult ijlen
  3. zal ijlen
  4. zullen ijlen
  5. zullen ijlen
  6. zullen ijlen
o.v.t.t.
  1. zou ijlen
  2. zou ijlen
  3. zou ijlen
  4. zouden ijlen
  5. zouden ijlen
  6. zouden ijlen
en verder
  1. ben geijld
  2. bent geijld
  3. is geijld
  4. zijn geijld
  5. zijn geijld
  6. zijn geijld
diversen
  1. ijl!
  2. ijlt!
  3. geijld
  4. ijlend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "ijlen":