Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. koeioneren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for koeioneren in Niederländisch

koeioneren:

koeioneren Verb (koeioneer, koeioneert, koeioneerde, koeioneerden, gekoeioneerd)

  1. koeioneren
    pesten; plagen; koeioneren; kwellen; treiteren; tergen; narren; tarten; sarren
    • pesten Verb (pest, pestte, pestten, gepest)
    • plagen Verb (plaag, plaagt, plaagde, plaagden, geplaagd)
    • koeioneren Verb (koeioneer, koeioneert, koeioneerde, koeioneerden, gekoeioneerd)
    • kwellen Verb (kwel, kwelt, kwelde, kwelden, gekweld)
    • treiteren Verb (treiter, treitert, treiterde, treiterden, getreiterd)
    • tergen Verb (terg, tergt, tergde, tergden, getergd)
    • narren Verb
    • tarten Verb (tart, tartte, tartten, getart)
    • sarren Verb (sar, sart, sarde, sarden, sarde)

Konjugationen für koeioneren:

o.t.t.
  1. koeioneer
  2. koeioneert
  3. koeioneert
  4. koeioneren
  5. koeioneren
  6. koeioneren
o.v.t.
  1. koeioneerde
  2. koeioneerde
  3. koeioneerde
  4. koeioneerden
  5. koeioneerden
  6. koeioneerden
v.t.t.
  1. heb gekoeioneerd
  2. hebt gekoeioneerd
  3. heeft gekoeioneerd
  4. hebben gekoeioneerd
  5. hebben gekoeioneerd
  6. hebben gekoeioneerd
v.v.t.
  1. had gekoeioneerd
  2. had gekoeioneerd
  3. had gekoeioneerd
  4. hadden gekoeioneerd
  5. hadden gekoeioneerd
  6. hadden gekoeioneerd
o.t.t.t.
  1. zal koeioneren
  2. zult koeioneren
  3. zal koeioneren
  4. zullen koeioneren
  5. zullen koeioneren
  6. zullen koeioneren
o.v.t.t.
  1. zou koeioneren
  2. zou koeioneren
  3. zou koeioneren
  4. zouden koeioneren
  5. zouden koeioneren
  6. zouden koeioneren
en verder
  1. ben gekoeioneerd
  2. bent gekoeioneerd
  3. is gekoeioneerd
  4. zijn gekoeioneerd
  5. zijn gekoeioneerd
  6. zijn gekoeioneerd
diversen
  1. koeioneer!
  2. koeioneert!
  3. gekoeioneerd
  4. koeionerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze