Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. sonderen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für sonderen (Niederländisch) ins Schwedisch

sonderen:

sonderen Verb (sonder, sondert, sonderde, sonderden, gesonderd)

  1. sonderen (met sonde onderzoeken)
    undersöka; sondera
    • undersöka Verb (undersöker, undersökte, undersökt)
    • sondera Verb (sonderar, sonderade, sonderat)

Konjugationen für sonderen:

o.t.t.
  1. sonder
  2. sondert
  3. sondert
  4. sonderen
  5. sonderen
  6. sonderen
o.v.t.
  1. sonderde
  2. sonderde
  3. sonderde
  4. sonderden
  5. sonderden
  6. sonderden
v.t.t.
  1. heb gesonderd
  2. hebt gesonderd
  3. heeft gesonderd
  4. hebben gesonderd
  5. hebben gesonderd
  6. hebben gesonderd
v.v.t.
  1. had gesonderd
  2. had gesonderd
  3. had gesonderd
  4. hadden gesonderd
  5. hadden gesonderd
  6. hadden gesonderd
o.t.t.t.
  1. zal sonderen
  2. zult sonderen
  3. zal sonderen
  4. zullen sonderen
  5. zullen sonderen
  6. zullen sonderen
o.v.t.t.
  1. zou sonderen
  2. zou sonderen
  3. zou sonderen
  4. zouden sonderen
  5. zouden sonderen
  6. zouden sonderen
en verder
  1. ben gesonderd
  2. bent gesonderd
  3. is gesonderd
  4. zijn gesonderd
  5. zijn gesonderd
  6. zijn gesonderd
diversen
  1. sonder!
  2. sondert!
  3. gesonderd
  4. sonderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für sonderen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
sondera met sonde onderzoeken; sonderen doorklinken; polsen
undersöka met sonde onderzoeken; sonderen aanschouwen; bekijken; beproeven; bezichtigen; bezien; controleren; doorvorsen; examineren; fouilleren; graaien; grabbelen; iets opzoeken; in iets rondtasten; inspecteren; keuren; nagaan; nakijken; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; nazoeken; onderzoeken; overhoren; rechercheren; rommelen; schouwen; snuffelen; speuren; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; visiteren